Plantengeneeskunde is zo oud als de mensheid. Op kleitabletten uit Mesopotamië vinden we al recepten tegen kramp en benauwdheid. Toepassing van geneeskrachtige planten werd toen nog vermengd met allerlei magie. Vaak lag de nadruk zo op de rituelen dat het eigenlijke doel, de behandeling van de zieke, bijzaak werd. Hierin kwam verandering door de opkomst van de Griekse cultuur. Plantengeneeskunde of fytotherapie werd onderworpen aan grondige observaties en experimenten. Dankzij medici Hippocrates (circa 400 v. Chr.) werd de geneeskunde naar een hoger plan getild. Hippocrates wordt ook wel ‘de vader van de geneeskunde’ genoemd.
Deze kennis werden in verschillende geschriften bewaard en gekopieerd. Door de groeiende kennis en de ontdekking van steeds meer plantensoorten nam de behoefte aan een systematische indeling van het plantenrijk toe. De Zweed Carolus Linnaeus maak op basis van mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken van de bloemen een bruikbare indeling. De L. achter een plantennaam, bijvoorbeeld Avena sativa L. (haver) herinnert nog aan hem.
De toepassing van geneeskrachtige planten raakt op de achtergrond ten gevolge van de uitvinding van de microscoop door Anthonie van Leeuwenhoeck (1700 n. Chr.). Door de enorme vooruitgang in de scheikunde kregen onderzoekers meer inzicht in de structuur van verschillende inhoudsstoffen van de plant. De chemie nam een grote vlucht en de vele chemisch-synthetische middelen werden steeds meer gebruikt.
Fytotherapeuten gaan uit van de geneeskrachtige werking van de hele plant. Jarenlang waren wetenschappers ervan overtuigd dat slechts enkele bestanddelen van de plant een geneeskrachtige werking had. Zo haalden scheikundigen uit opium morfine en gebruikten dat als pijnstiller. Uit vingerhoedskruid haalden ze digitoxine, een stof die als ‘hartversterker’ werd toegepast. Uit wolfskers werd atropine gehaald, onder meer om de pupil te vergroten bij oogonderzoek. En uit muntkruid haalde men menthol, dat van oudsher toegepast wordt in jeuk bestrijdende huidpoeders vanwege het verkoelende effect. Sommige van deze ‘zuivere’ ingrediënten werken goed, maar in veel gevallen moeten deskundigen steeds vaker erkennen dat een geneesmiddel gemaakt van de hele plant beter werkt.
De moderne definitie van fytotherapie is behandelen, verminderen of voorkomen van aandoeningen bij mens en dier met geneeskrachtige planten, delen van planten (bladeren, bloemen, zaden, wortels) en de bereidingen daarvan.